Naar aanleiding van een vraag daarover heeft de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW) ons meegedeeld dat een ICD-drager die in het bezit is van een rijbewijs met code, een zeventienjarige die al in het bezit is van een rijbewijs, mag begeleiden. Hij moet daarvoor bij de RDW een begeleiderspas aanvragen. Meer informatie daarover vindt u op:
http://www.rdw.nl/Particulier/Paginas/Begeleiderspas-aanvragen-.aspx.
Het CBR liet ons weten dat het moeilijk is om de vraag met 100% zekerheid te beantwoorden omdat er over deze situatie (nog) geen jurisprudentie bestaat. In principe is er geen sprake van ‘het onder toezicht doen besturen van derden’ zoals dat geldt voor het gebruik van een rijbewijs met code 100 of 101 omdat de 17-jarige reeds beschikt over een geldig rijbewijs. Wel ontraadt het CBR ICD-dragers, als begeleider op te treden gedurende de periode(s) dat ze niet rijgeschikt zijn (bijvoorbeeld de tijd van twee maanden na een shock).
Voor de volledigheid vermelden wij de voorwaarden waaraan men volgens artikel 173W van de Wegenverkeerswet moet voldoen om op te treden als begeleider:
1. Een begeleiderspas wordt slechts afgegeven indien de aanvraag betrekking heeft op een begeleider:
a. die in het bezit is van een rijbewijs voor categorie B waarvan sinds de datum van eerste afgifte ten minste vijf jaren verstreken zijn en die de leeftijd van tenminste 27 jaren heeft bereikt;
b. van wie de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen niet op enig moment binnen een periode van vier jaren voorafgaand aan de aanvraag onherroepelijk is ontzegd;
c. van wie niet ingevolge artikel 130, tweede lid, van de wet de overgifte van het rijbewijs is gevorderd dan wel wiens rijbewijs is ingevorderd en aan wie dat rijbewijs niet is teruggegeven;
d. van wie niet ingevolge artikel 131, het tweede lid, onderdeel a, van de wet de geldigheid van het rijbewijs voor een of meer categorieën is geschorst;
e. van wie niet ingevolge artikel 164, eerste lid, van de wet de overgifte van het rijbewijs is gevorderd dan wel het rijbewijs is ingevorderd en aan wie dat rijbewijs niet is teruggegeven;
f. van wie het rijbewijs zijn geldigheid niet op enig moment binnen een periode van vier jaren voorafgaand aan de aanvraag ingevolge artikel 123b, eerste lid, van de wet heeft verloren, dan wel ten aanzien van wie in die periode in het rijbewijzenregister een aantekening is gemaakt als bedoeld in artikel 123b, derde lid, van de wet;
g. aan wie niet op enig moment binnen een periode van vier jaren voorafgaand aan de aanvraag ingevolge artikel 132c, eerste lid, onder d, van de wet een rijbewijs is afgegeven waarop de bij ministeriële regeling vastgestelde codering voor het rijden met een alcoholslot is vermeld;
h. van wie niet ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften de inlevering van het rijbewijs is gevorderd noch het rijbewijs krachtens die wet is ingenomen, en
i. aan wie het CBR niet op enig moment binnen een periode van vier jaren voorafgaand aan de aanvraag de verplichting heeft opgelegd zich aan een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid te onderwerpen;
j. van wie het rijbewijs niet op enig moment binnen een periode van vier jaren voorafgaand aan de aanvraag ongeldig is verklaard op grond van artikel 134, tweede lid, van de wet na een onderzoek naar de rijvaardigheid of een onderzoek naar de geschiktheid wegens alcohol of drugs;
k. van wie het rijbewijs niet op enig moment binnen een periode van vier jaren voorafgaand aan de aanvraag ongeldig is verklaard op grond van artikel 132, tweede lid, van de wet wegens het niet meewerken aan een educatieve maatregel of een onderzoek naar de rijvaardigheid of een onderzoek naar de geschiktheid wegens alcohol of drugs.
2. De in het eerste lid, onderdeel a, gestelde eis geldt niet, indien de begeleider overeenkomstig artikel 7, eerste lid, van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 over het in dat lid bedoelde certificaat beschikt.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder rijbewijs mede verstaan een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, waarvan de houder in Nederland woonachtig is.