Op het Europese Cardiologie Congres in Amsterdam publiceerde de Parijse Cardiologieprofessor Xavier Jouven de conclusies van zijn onderzoek naar het sterftecijfer van Franse deelnemers van de Tour versus niet-fietsende landgenoten. Wat blijkt? Tour de France renners kennen een sterftecijfer dat liefst 41 procent lager ligt dan het Franse gemiddelde. Nog beter zelfs, zij leven gemiddeld zes jaren langer dan hun landgenoten! Slechts in één enkele statistiek komen ze net boven het gemiddelde drijven; trauma-gerelateerde sterfgevallen. Niet gek, als men bedenkt dat renners het merendeel van hun actieve leven op hoge snelheid tussen auto’s door zoeven en afdalingen met 90 kilometer per uur.
De Tour de France wordt door velen beschouwd als de zwaarste duurrace ter wereld. Drie weken lang fietsen de renners gemiddeld 200 kilometer per dag, waarbij slechts twee rustdagen geboden worden om het lichaam te laten herstellen. En de Franse variant is vaak slechts een race uit een druk gevuld jaarschema. Instinctief doet dit het vermoeden rijzen dat deze roofbouw op het lichaam van toprenners negatieve gevolgen heeft voor hun gezondheid. Het tegendeel blijkt echter waar.
Jouven’s conclusie lijkt wellicht een geestig weetje over de Tour, maar heeft verstrekkende gevolgen voor de stand van de wetenschap over het effect van duursporten op het menselijk lichaam. De algemene opvatting is nog altijd dat fysieke activiteit op een normaal tot semi-intensief niveau gezond is voor het lichaam, maar dat overmatig intensieve sporten ook schadelijke gevolgen kunnen hebben. Hoewel Jouven geen conclusies trekt over bijvoorbeeld slijtage aan spieren en gewrichten, toont hij wel duidelijk aan dat professioneel duursport beoefenen positieve effecten heeft op de gezondheid van het lichaam.
Enkele onderzoekscijfers
Onderzoek werd uitgevoerd onder 786 Franse wielrenners die minstens een keer deel hadden genomen aan de Tour de France tussen 1947 en 2012, en ze werden vergeleken met de algemene Franse mannelijke bevolking van dezelfde leeftijd. De studie wees uit dat van de 786 renners, 208 (26 %) was overleden op 1 september 2012 – een SMR van 0,59 en een sterftecijfer dat 41 % lager is dan gemiddeld, zei Dr Jouven. De twee voornaamste doodsoorzaken voor wielrenners waren neoplasma (32,2%) en cardiovasculaire ziekten (29%), die beiden minder vaak voorkwamen dan onder het ‘gewone’ publiek (SMR’s van respectievelijk 0.56 en 0.67). In de kanker gerelateerde sterfgevallen zijn de voornaamste diagnoses spijsvertering (35%), long (22%) en prostaat (7%). De derde categorie betrof ‘extern’ (meestal trauma gerelateerd) waarbij de SMR 1.06 betrof, ongeveer gelijk aan het gemiddelde.
(bron: http://www.hartpatienten.nl)