Tijdens een halfjaarlijkse controle vertelt de technicus mijn 95-jarige tante dat haar pacemaker moet worden vervangen. Zij begrijpt de consequenties van een en ander niet, dus komt hij mij in de wachtkamer hetzelfde vertellen. Op mijn vraag of dit echt nodig is, krijg ik niet echt een antwoord. Wel meldt hij dat zij nu gezien kan worden voor de preoperatieve screening.
Enigszins overdonderd lopen we samen achter hem aan. Bij de arts-assistent maakt mijn tante duidelijk dat als er iets misgaat tijdens de ingreep, zij niet gereanimeerd wil worden. Het bijbehorende onderzoek door de cardioloog wordt uitgesteld tot na de vervanging van de pacemaker. Twee weken later volgt de oproep voor het vervangen van de pacemaker. Op weg naar het ziekenhuis vragen we ons allebei af of dit echt wel moet. Mijn tantes geheugen laat haar steeds meer in de steek. Zij is zich hier pijnlijk bewust van en lijdt daaronder. Voor haar is haar leven voltooid.
Enkele maanden later wordt mijn tante opgenomen in een gesloten instelling. Mij blijft de vraag kwellen: wat was er gebeurd als die pacemaker niet vervangen was? Was zij dan niet gewoon ingeslapen? Mogen hoogbejaarde mensen ook nog doodgaan? Zou het niet mooi zijn geweest, als die technicus had gezegd: ‘Uw pacemaker lijkt aan vervanging toe. Ik zal uw cardioloog op de hoogte stellen.’? Waarna een gesprek was gevolgd over de voors en tegens. Wordt het niet tijd dat artsen leren vragen of mensen nog wel met technische hulpmiddelen willen blijven leven?
(Bron: Joke Meulmeester, arts en mantelzorger, Driebergen op www.medischcontact.nl)