Op deze pagina
Op deze pagina

De poliklinische ICD-controle (maart 2002)

Erik Stel, Medtronic

Als ICD-drager brengt u waarschijnlijk twee maal per jaar een bezoek aan het ziekenhuis om uw ICD te laten controleren. Tijdens zo'n controle worden allerlei gegevens uit de ICD opgevraagd en een aantal tests uitgevoerd, om te kijken of het apparaat nog goed werkt. In dit artikel zal ik u daarover iets vertellen.

 

Allereerst sluit men u aan op een monitor, waarmee uw hartfilmpje (ECG) zichtbaar gemaakt wordt. Hiervan wordt een uitdraai gemaakt, om eventueel later te kunnen zien hoe uw hartritme was op het moment van de controle. Daarna wordt de ICD met een computer "ondervraagd." Via een klein kastje dat men op de ICD legt, worden de gegevens vanuit het apparaat in de computer gezet. Op het scherm van de computer is op dat moment te zien hoe uw ICD is ingesteld.

 

Vervolgens test de cardiotechnicus een viertal zaken, namelijk:

  1. De conditie van de batterij
    Uiteraard een heel belangrijke meting. Op het scherm wordt aangegeven of de batterij nog voldoende energie heeft, of dat deze bijna leeg is. Hoe lang de batterij nog mee zal gaan is meestal niet te voorspellen, maar als geconstateerd wordt dat deze nog goed is, kan ze zeker nog een half jaar mee. Constateert men, dat de batterij bijna leeg is, dan wordt u op de wachtlijst geplaatst voor vervanging van uw ICD.

  2. De toestand van de draad of draden die van de ICD via de bloedvaten naar uw hart lopen
    Hierbij wordt gekeken, of de bedrading geen breuk vertoont en of de isolatielaag om de bedrading niet beschadigd is.

  3. De signalen die de ICD via de draden vanuit uw hart opvangt
    De ICD bepaalt aan de hand van deze signalen of uw hart normaal klopt, of dat er een ritmestoornis optreedt. Tijdens de meting wordt gekeken, of de signalen goed door de ICD herkend worden.

  4. De pacemakerfunctie
    De pacemaker die in uw ICD zit wordt kort aangezet, om te kijken of deze nog goed werkt. Ook als u de pacemaker niet nodig hebt, is het wel belangrijk om deze te testen, omdat sommige ritmestoornissen met de pacemaker beëindigd kunnen worden. Daarnaast kan met behulp van de pacemaker een eventuele verschuiving van de draad in uw hart aan het licht komen.

Als dit alles gebeurd is, vraagt de cardiotechnicus de gegevens over eventueel opgetreden ritmestoornissen in de afgelopen periode op aan de ICD, die daarna op de monitor zichtbaar worden. Van ritmestoornissen, die zijn opgetreden, slaat de ICD vele gegevens op in zijn geheugen, zoals het tijdstip, de duur en als belangrijkste een hartfilmpje van de ritmestoornis. Aan de hand van deze gegevens wordt bepaald, of de ICD terecht heeft ingegrepen, of dat er iets anders aan de hand was, zoals een onschuldige ritmestoornis of een storing van buitenaf.

 

Mocht het nodig zijn om uw ICD bij te stellen, dan vindt die bijstelling meteen plaats. Op dezelfde manier als gegevens uit de ICD gehaald worden, kunnen wijzigingen van de instellingen in het apparaat geprogrammeerd worden.

 

Tenslotte worden de resultaten van de metingen en de gegevens van de eventuele ritmestoornissen op papier uitgedraaid en samen met uw hartfilmpje opgeslagen in uw dossier. Daarnaast worden alle gegevens bewaard op een diskette.

Artikelen: