Wat wordt er precies gecontroleerd bij de periodieke ICD-controle en waar kijkt de hartstimulatiespecialist naar? Veel ICD-dragers vragen het zich af. Hier het antwoord.
Auteur: Kim Meijer, cardiac device-specialiste, Noordwest Ziekenhuisgroep
Controle van de ICD vindt in Nederland gemiddeld genomen twee keer per jaar plaats. Het is afhankelijk van het ziekenhuis of de ICD alleen op de polikliniek wordt gecontroleerd of dat er ook ICD-controle op afstand wordt uitgevoerd. Noordwest Ziekenhuisgroep kiest ervoor om de ICD eens per negen maanden op de polikliniek te controleren en één keer per jaar via de thuismonitoring op afstand. Alle ICD-dragers krijgen een apparaat voor thuismonitoring mee na de wondcontrole. Het voordeel hiervan is dat de ICD op afstand wordt gecontroleerd op het technisch functioneren en dat er direct monitoring van hartritmestoornissen plaatsvindt. Als de ICD-drager hartkloppingen voelt of denkt een shock te hebben gehad, kan hij de gegevens via de thuismonitoring inzenden; dit kan een extra ziekenhuisbezoek besparen.
Tijdens de ICD-controle op de polikliniek wordt gekeken naar verschillende onderdelen. Om tijdens de ICD-controle niets over het hoofd te zien, is een bepaalde methode ontwikkeld, de zogenaamde IPBL-STOP-methode. Dit is een Engelse afkorting en betreft de volgende onderdelen: Interview patiënt, Presenting rhythm, Battery, Leads, Sensing, Threshold, Observation, Program and Print. Het is niet verplicht om deze methode te gebruiken, het is enkel een hulpmiddel.
Interview patiënt
Het is belangrijk dat je als hartstimulatiespecialist een goede klinische indruk hebt van de patiënt: hoe gaat het met de gezondheid en heeft de patiënt op dit moment klachten aan het hart? Denk hierbij aan bijvoorbeeld klachten zoals duizeligheid, hartkloppingen, benauwdheid, toenemende benauwdheidsklachten of een hartslag die bij inspanning niet omhooggaat. Deze informatie is belangrijk in combinatie met de diagnostische gegevens uit de ICD.
Presenting rhythm
Tijdens de ICD-controle wordt altijd gekeken naar het eigen hartritme van de patiënt (Presenting rhythm): wat is de hartfrequentie? Is het hartritme regelmatig of onregelmatig? In elke ICD zit een pacemaker. Tijdens de ICD-controle wordt gekeken of er gebruikgemaakt wordt van de pacemakerfunctie. Als dat zo is, wordt bij een traag hartritme gekeken hoe vaak de pacemakerfunctie in werking is.
Batterij
De batterij (Battery) van de ICD wordt tegenwoordig samengesteld uit lithium en zilvervanadium-oxide. Deze samenstelling zorgt ervoor dat de batterij langer meegaat. De batterij gaat vijf tot tien jaar mee, en mogelijk nog iets langer. De levensduur van de ICD-batterij hangt van verschillende factoren af. Als de ICD-drager een aantal shocks heeft gehad of er wordt gebruikgemaakt van de pacemakerfunctie, dan kan de batterij sneller leegraken. Het is goed om te weten dat de ICD na enkele shocks niet gewisseld hoeft te worden.
Tijdens de ICD-controle op de polikliniek wordt de batterij op twee punten beoordeeld: het batterijvoltage en de laadtijd. Het voltage zal gedurende de levensduur van de ICD langzaam afnemen. De tijd die de ICD nodig heeft om op te laden voorafgaand aan een shock, zal toenemen. De maximale tijd die de ICD nodig heeft om op te laden, is twintig seconden. Als de ICD ‘ERI’ aangeeft – Elective Replacement Indicated (optionele vervanging aangegeven) – is er drie maanden de tijd om de ICD te laten vervangen.
Leads
De leads zijn draden die in het hart liggen en die zijn vastgekoppeld aan de ICD. De gemiddelde levensduur van een lead is tien tot vijftien jaar. De cardioloog bepaalt aan de hand van het cardiologisch ziektebeeld hoeveel leads nodig zijn. De lead heeft twee functies: het ‘sensen’ en het ‘pacen’. Het ‘sensen’ houdt in dat het hartsignaal wordt bekeken of gedetecteerd. Bij het ‘pacen’ wordt gekeken of de lead goed contact maakt met het hart. Om beide functies goed uit te kunnen voeren moet de lead intact zijn en daarom wordt bij elke ICD-controle de functionaliteit van de lead gecontroleerd.
Sensing, Threshold
Om het hartsignaal te kunnen detecteren (‘Sensing’) is het soms nodig de pacemakerfunctie van de ICD langzamer te zetten. De pacemakerfrequentie wordt lager gezet totdat het eigen hartritme wordt gesignaleerd door de lead. Bij ICD-dragers die gebruikmaken van de pacemakerfunctie, kan het eigen hartritme vaak weer op gang komen. Als de ICD-drager geen eigen hartritme heeft en dus pacemaker-afhankelijk is, kan er ook geen signaal gedetecteerd worden. Dit is geen probleem, want de lead wordt nog op twee andere manieren gecontroleerd, namelijk door het meten van de weerstand van de lead en door de stimulatie-drempeltest.
De ICD zendt kleine stroompulsjes door de lead, waardoor een weerstand wordt gemeten. De stroompulsjes worden niet of nauwelijks opgemerkt door de ICD-drager bij de controle.
De drempeltest (‘Threshold’) is een test om te controleren of de lead nog goed contact maakt met de hartwand. Hierbij wordt het hartritme versneld: het hart wordt gestimuleerd boven de eigen hartfrequentie. Sommige ICD-dragers kunnen hierbij wat hartkloppingen voelen in de keel of de buik. Het stimuleren start op een bepaald voltage en wordt per milliseconde langzaam afgebouwd totdat het hart niet meer te stimuleren is omdat het voltage niet meer voldoende is – dit is de stimulatiedrempel.
Observatie
De ICD heeft het vermogen om ritmestoornissen op te slaan in het interne geheugen. Uit het geheugen van de ICD kan de hartstimulatiespecialist diagnostische gegevens halen. Denk bijvoorbeeld aan ritmestoornissen; dit kunnen boezemritmestoornissen zijn of kamerritmestoornissen. Als er veel ritmestoornissen zijn opgeslagen, is het belangrijk dit door te geven aan de cardioloog. Het kan nodig zijn dat de medicatie wordt aangepast of dat nieuwe medicatie wordt gestart. Andere informatie die uit de diagnostische gegevens gehaald wordt, is een hartritmehistogram. Hiermee wordt de gemiddelde hartfrequentie weergegeven. Bij inspanning loopt de hartfrequentie op. Soms komt het voor dat dit niet gebeurt (bijvoorbeeld door medicatiegebruik of zogenaamde inspanningsintolerantie). In de ICD zit een optie om de hartfrequentie te laten toenemen bij inspanning. Ook wordt in de diagnostiek opgeslagen hoe vaak het hart wordt gestimuleerd. Dit geeft inzicht in de pacemakerafhankelijkheid van de ICD-drager.
Program and Print
Als tijdens de ICD-controle naar voren komt dat bepaalde metingen niet goed zijn of afwijken van de standaard, kan dit iets zeggen over de functionaliteit van de lead. De hartstimulatiespecialist heeft de mogelijkheid de ICD anders te programmeren. In veel situaties kan door middel van observatie of extra controles via thuismonitoring uitstel van een ingreep plaatsvinden.
Tijdens de ICD-controles worden de aangepaste instellingen gedocumenteerd. Alle informatie wordt opgeslagen en is beschikbaar voor de patiënten.
Noordwest Ziekenhuisgroep
Medisch Centrum Alkmaar en het Gemini Ziekenhuis in Den Helder zijn nu samen de Noordwest Ziekenhuisgroep. Al vele jaren bieden beide ziekenhuizen zorg aan de inwoners in Noordwest-Nederland. De ziekenhuisgroep heeft een grote patiëntenpopulatie uit de kop van Noord-Holland en Texel. ICD-dragers in deze regio zullen meer gaan merken van de samenwerking. De zorg voor de ICD wordt verdeeld over de twee locaties. Vooral de ICD-dragers uit Noordwest-Nederland zullen profijt hebben van de samenwerking. Steeds meer ICD-dragers vanuit Den Helder en Texel kunnen voor hun ICD-controle terecht in Den Helder. Gecertificeerde hartstimulatiespecialisten voeren de ICD-controle uit. Een groot deel van de ICD-dragers wordt gecontroleerd op de locatie Alkmaar. Deze locatie heeft per jaar een toename van ongeveer 115 ICD-dragers. De ICD-dragers komen één keer per negen maanden op bezoek bij de polikliniek voor ICD-controle en daarnaast wordt de ICD gecontroleerd met thuismonitoring.