Het komt voor dat een patiënt vanwege de verbetering van de pompfunctie van zijn hart gebaat is bij de implantatie van een biventriculaire pacemaker, maar dat de cardioloog, gezien de voorgeschiedenis, er uit voorzorg voor kiest een biventriculaire ICD te implanteren en voorlopig alleen de pacemakerfunctie te activeren.
Volgens de Regeling eisen geschiktheid valt hij dan onder artikel 6.7.3, dat het autorijden met een pacemaker regelt. Dit houdt in dat hij onder bepaalde voorwaarden gebruik kan blijven maken van zijn huidige geldige rijbewijs van Groep 1 en dat voor de rijbewijzen van Groep 2 een specialistisch rapport vereist is. Zie: www.stin.nl/Rij- en vaarbewijzen/Autorijden met een pacemaker.
Zodra de cardioloog besluit ook de ICD-functie te activeren, geldt uiteraard de regeling die voor alle ICD-dragers geldt en dient een nieuw geldig rijbewijs met code 100 of 101 te worden aangevraagd.